Volare, oh oh!

Met breed gespreide armen en een grote glimlach om zijn mond verwelkomt Domenico onvermoeibaar de inwoners en passanten in zijn geboortestad Polignano a mare. Hij staat met zijn rug naar de diepblauwe zee gekeerd en als je heel goed luistert dan hoor je hoe hij in de bries zingt: Volare, oh oh! Cantare, oh oh! Nel blu dipinto di blu, felice di stare lassù. Domenico Modugno is al lang dood en het is zijn standbeeld dat staat te blinken onder een hemel van Polignano blauw dat werd vereeuwigd in zijn lied. Achter hem lonkt de zee aan rotsen en steile kliffen. Het is verboden om van daaruit het water in te springen, maar het jonge volkje duikt onbevreesd de diepte in, al dan niet met een achterwaartse salto. Zo van die stunts die niet geschikt zijn voor bezorgde moederogen en waarbij zwembroeken of bikinitopjes wel eens verloren kunnen gaan in de woeste stroming van de baai. Ik klauter op blote voeten langs de rotsen en vang de wind met mijn armen en zomerkleedje dat zich om mijn benen slaat.

Vliegen, terwijl de wereld daar beneden verdwijnt en la musica dolce alleen voor mij klinkt, dat heeft een mens af en toe wel nodig. Maar ook met vaste voeten op de rotsen lijk ik even opgetild te worden, mee met Domenico. E volavo, volavo felice più in alto del sole.

Hier, ergens in de hak van de Italiaanse laars, is het land net nog wat meer ongepolijst, wat ruwer. Veel zuiders Italiaanser kan het niet worden. Het is het land van de trulli, stenen huisjes met een kegelvormig dak. Zo woonden de boeren in vervlogen tijden met hun dieren onder één dak. Vandaag zijn het vakantiehuisjes of ruïnes van vergeten levens in de landschappen die voorbij drijven terwijl je met een Fiat cinquecento tussen stadjes en dorpen cruist met een paar vervaarlijk snel rijdende Italianen tegen je bumper geplakt. Snelheidsbeperkingen lijken hier alleen maar te bestaan om compléét genegeerd te worden, zelfs in de bochten. Ik leef echter te graag om me hier ergens tegen te knallen, dus ik ga maar lichtjes over de snelheidslimieten en imiteer de Italiaanse rijstijl enkel met een parkeerboete en een nieuwe schram achteraan de cinquecento door een onzachte aanraking met een paal. Van een kras meer of minder kijken ze hier niet echt op. Autoverhuurbedrijven misschien wel, dat valt nog af te wachten.

De stadjes hebben allemaal een centro storico met nauwe steegjes, talloze kerken en soms een cattedrale. Piazza Garibaldi lijkt een verplichte naam te zijn voor het centrale plein. Zo dwalend door de smalle straatjes kom je ogen en oren te kort. In Bari zitten de vrouwen buiten om orechiette pasta te snijden en kneden. Dat doen ze razendsnel. Boven mij voeren vrouwen luide gesprekken, roepend van balkon tot balkon, terwijl hun kleurrijke was hangt te drogen. Vespa’s toeteren je opzij. Uit de openstaande voordeuren komt de geur van kuismiddel met limone of ’s middags een aroma van tomaten en look. Op de gekste plaatsen zijn er altaren voor heiligen ingericht, overdreven gedecoreerd met bloemen, maar de blik op het geschilderde gezicht van de arme heilige blijft altijd even getormenteerd. De oudere bevolking zit samen op de bankjes in het park, of iemand zet nonno of nonna op een stoeltje aan de voordeur zodat ze de wereld een beetje voorbij kunnen zien trekken. Soms helpen de oudjes elkaar. Een man, waarschijnlijk een Guiseppe of een Francesco, geeft de rollator van zijn maat een zacht duwtje terwijl ze samen naar het dorpsplein sjafelen. Daar spelen de mannen een lokaal spel. In dit warme klimaat moet je niets te ingewikkeld bedenken. Ze gooien munten op de grond en pikken die vervolgens met een lange magneetstok weer op, volgens een volgorde bepaald door het patroon van de tegels. Je hoeft er niet bij na te denken en je moet je niet bukken. Er lijken mij ook niet echt winnaars of verliezers te zijn, dat helpt om de lieve vrede te bewaren.

In de namiddag is het siësta. De locals zijn slim en zoeken de koelte op. De bezoekers kuieren nog steeds door de steegjes. Hier in het uiterste zuiden zijn er een pak minder toeristen, waardoor je je soms in een spookstadje waant en enkel vergezeld wordt door een briesje dat mee beweegt tussen de gekalkte huizen. ’s Avonds leven de stadjes weer. Mijn bioritme past zich probleemloos aan aan een routine van lange, trage ontbijten, een kleine late lunch, een gelato in de hete namiddag, en een diner rond de klok van 9. Het lijkt onmogelijk om hier slecht te eten, al is mijn maag te klein om de reeks van antipasti, primi en secondi piatti en dolci te verwerken. Het is altijd een beetje kiezen. Sommige restaurants hebben een Engelstalig menu, maar daar moeten ze niet mee afkomen. Met wat keuken-Italiaans kan je in simpele situaties nog behoorlijk je plan trekken. Al zijn een paar woorden Italiaans soms een aanmoediging voor de Italianen om dan ineens in hun razendsnel tempo te beginnen spreken, waardoor je toch weer moet vragen om het ‘piano, piano’ te vertellen. Of de Italiaan doet een poging om iets in het Engels te zeggen, waarbij hij bijvoorbeeld de ‘dirty mouth’ aanraadt als dessert.

Wanneer de dag ten einde loopt is het een korte autorit over een donkere bochtige weg naar Riposo del vento, een klein paradijsje weg van alle drukte. Het ligt in het gehucht Casalini waar overlijdens nog worden aangekondigd met affiches die met een grote kei op hun plaats worden gehouden op de lage stenen muurtjes langs de wegen. Op radio R101 (ik kan de jingle zo reproduceren, radio RRRRR e Cent’uuuunnnooo) bellen op dit uur van de avond luisteraars in om stukjes mee te zingen van een lied naar keuze. Het klinkt doorgaans zo vals als iets, maar de presentatrice reageert telkens even enthousiast met ‘eccola’, hoor hier eens!

Italianen moeten altijd een beetje overdrijven, maar ik hou daar wel van. Omdat het Italianen zijn. Zelfs ‘brandweer’ klinkt hier als poëzie, vigili del fuoco.

Met een Pietro Dall’Omo uit de noordelijke streek rond Verona als overgrootvader mag ik mij ook een klein beetje Italiaans noemen. Misschien is dat litertje Italiaans bloed waarom ik mij hier zo in mijn element voel. Alleen het kerkgedoe zal ik niet onder de knie krijgen. Ik hoop dat de locals me kunnen vergeven dat ik niet zo vroom ben als ik hier op een dag toch langer neerstrijk. En anders ben ik bereid om de rebel van het dorp te zijn. De Fiat cinquecento staat met zijn schram geparkeerd voor de nacht en tijdens de korte wandeling naar de gerenoveerde trullo, ooit het huis van een boerenfamilie en hun schapen, is er ergens in de buurt accordeon te horen en gelach. De lapjeskatten die op het domein wonen komen buona notte wensen. De krekels tsjirpen en de wind waait zachtjes.

Volare oh oh! Cantare oh oh! Felice di stare lassù.

Levenskunst is er nu ook als boek! 114 pagina’s vol troost, relativering, ontroering, weemoed, blijheid, (wan)hoop, verwondering, verlangen. Meer info of bestellen.

2 gedachten over “Volare, oh oh!

Voeg uw reactie toe

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑