Soms vraagt een mens zich af

Soms vraagt een mens zich af. Hoe het in godsnaam overleven. De nacht vol boze dromen. Een wekker om half zeven. De stem van Luc De Vos schalt door de supermarkt, over alle gemaskerde mensen heen. Niemand geeft de indruk de woorden te horen. Soms vraagt een mens zich af. Ik luister tussen de winkelrekken en vraag mij van alles af, mijn ontsmette winkelkar voor me uit duwend.

Op de meest banale momenten overvalt het me, het gevoel dat we allemaal in een slechte film beland zijn.

Die film waarin Corona nog iets anders geworden is dan belabberd bier. Luc De Vos moest ons zien nu, sukkelaars met een mondmasker, aangedampte glazen bij de brillendragers, overal aanmaningen om afstand te houden en alcoholgel op onze handen te pompen. Elk hoestje, elk schrapen van de keel is verdacht. Bedrijven ontwikkelen proximity badges die gaan trillen of oplichten wanneer dragers van de badge te dicht bij elkaar komen. Ik huiver.

Het gevaar zit in onszelf en in de ander. In wildvreemden en ook in de mensen die we het allerliefste zien en eigenlijk dicht tegen onze gilet willen trekken. Hou me vast. Mag niet. Hou afstand. Dat is de tragiek van de pandemie. Hoe lang nog? Sommige mensen zijn te bang om buiten te komen, anderen feesten er nog vrolijk op los met een dodelijke nonchalance. Meer en meer mensen lopen op de toppen van de tenen.

Het idee dat we dit gingen uitzitten en dan terugkeren naar ons ‘normale’ leven, na een maand of twee, hoe naïef was dat?

Maar we wisten niet beter. Niemand wist het. En de onzekerheid blijft. We weten dat het langer duurt. Veel langer. Het is doorbijten tot er een vaccin is of een ander redmiddel. Dat houden we onszelf voor. Alsof we daarna alles wat we verloren hebben zullen terugkrijgen. Omdat we daar recht op hebben, denken we. Maar hebben wij als mensheid ergens recht op, gewoon omdat wij mensen zijn? We zijn een zuchtje in de eeuwigheid van de kosmos. Een wonderlijk zuchtje wel, omdat we denken, voelen, betekenis geven, creëren. En ergens onderweg zijn we ons de absolute heersers over de planeet gaan wanen. Hoe waagt dat vieze coronavirus het om onze levens te verstoren?

“Covid-19 is een ziekte die op zich een symptoom is van een veel groter probleem: wij zijn onze plaats vergeten,” schrijft Paul Verhaeghe in zijn essay over de pandemie.

In volle lockdown wou Verhaeghe leren begrijpen wat er gaande is, waar we nu eigenlijk bang voor moeten zijn en wat we kunnen doen. De pandemie legt grote zwaktes bloot in de systemen, dynamieken en normen die we zelf hebben gecreëerd. Zijn boek is een pleidooi voor duurzaamheid in plaats van groei, voor een economie die ondergeschikt is aan de samenleving, voor een andere manier van samen-leven, voor een wereld met meer verstilling en vertraging. “Het belangrijkste wat we op dit ogenblik moeten vrezen, is dat er niks zal veranderen, dat we verder zullen blijven gaan zoals we bezig waren.” En dat toekomstbeeld, de versie waarin we niks geleerd hebben en niks veranderen, geeft geen fraaie vooruitzichten.

Soms vraagt een mens zich af. Hoe te overleven. In tijden van corona, maar vooral ook daarna. Welk ‘daarna’ willen we? Mag ik hoopvol zijn?

“Pessimisme is zeker van zichzelf: het is erg en het wordt alleen maar erger. Hoop is onzeker, maar verwacht verbetering,” antwoordt Verhaeghe.

Er is hoop voor iedereen, zingt Luc De Vos ondertussen voor heel de supermarkt, voor wie het horen wil. En hij herhaalt het nog een paar keer.

Er is hoop voor iedereen. Ik hoop het, Luc, ik hoop het.

* Paul Verhaeghe. Houd afstand, raak me aan. De bezige bij. 2020.

Afbeelding: Shusaku

2 gedachten over “Soms vraagt een mens zich af

Voeg uw reactie toe

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑