Weerstand

Ergens achter mij wordt er gegromd en gekreund. Oerkreten zijn het. Gevolgd door een zucht van verlossing en het geluid van metaal dat tegen de grond botst. Er is zonet een man bevallen van een grote, zware schijf. Of zo lijkt het toch. “Push yourself!!” klinkt het vanuit een andere hoek. GOGOGO!!!!

Ik ben op een plek waar ik nooit ging komen.

Onder mijn voeten rolt de loopband onverbiddelijk verder. Ook al trappel ik ter plaatse, het gaat vooruit. Spieren tintelen, bloed en zuurstof stromen, mijn hart gaat een versnelling hoger. Van de loopband gaat het naar de cross-trainer, gevolgd door oefenreeksen op fitnesstoestellen met klinkende namen als Bicep Curl, Chest Press en Abdominal Crunch. De toestellen zijn van Duitse makelij, zo verraden een aantal instructiestickers.

Nooit gedacht dat ik het zou zeggen, maar de ‘Rückenstrecker’ behoort tot mijn favorieten.

Hoe was ik beland op de plek waar ik nooit ging komen? Het keerpunt kwam er op een doordeweekse avond, met mijn neus tegen het livingtapijt gedrukt. In de fleur van mijn leven kwam ik tot de vaststelling dat ik niet sterk was als een plank, maar log als een patattenzak. Mijn trillende spieren, niet in staat om mijn lichaam 30 seconden in ‘plankhouding’ te ondersteunen, stuurden noodsignalen uit. Met occasionele wandelingen en yin yoga sessies had ik mezelf wijsgemaakt dat ik ‘aan beweging’ deed. De waarheid sloeg me nu in het gezicht vanop het livingtapijt.

De transformatie die zich vanuit deze zelf-eerlijkheid ontvouwde, is werkelijk wonderbaarlijk.

Ik had ontmoedigd op het tapijt kunnen blijven liggen, excuses bedenkend, mijn vroegere sportleraren verwensend die ‘rondjes lopen’ hadden gemaakt tot een straf voor menstruerende meisjes die niet mee gaan zwemmen. Maar ik duwde mijn schoolsportafkeer opzij, brak dwars door mijn weerstand tegen fitnessclubs en schreef me in, zonder aarzeling. Van nul uur sport per week ging het naar drie uur, ondertussen al zo’n drie maanden lang. Het voelt goed én ik heb er een hele biotoop bij om te observeren. Het publiek blijkt veel ‘gewoner’ dan ik dacht. Ze zijn er wel, de stoere kerels in trendy marcellekes en trainers, die hun spieren spannen en laten rollen, zichzelf bewonderend in de grote spiegelwand. Er klinken vaak dierlijke geluiden uit de hoek van de gewichtheffers. Je went eraan.

Ik geef het toe, terwijl ik zo cross-walk, shoulder press en rückenstreck, kijk ik mijn ogen uit.

Er is het koppel dat ik Barbie & Ken noem. Terwijl zij cross-traint, zit hij steevast op de lage fiets naast haar. Ze zouden zo in een roze doos passen als Fitness Barbie & Ken, ze zweten niet en dragen hippe outfits rond hun strakke tailles. Op zondagochtend zit ‘den Bompa’ al eens op de lage fiets van Ken. Terwijl hij op een rustig tempo trapt (bruine schoenen en witte kousen) speelt hij een digitaal kaartspel op het schermpje voor hem. Het allerjongste publiek plakt vast aan een ander scherm, dat van hun smartphone, zelfs hier. Ik laat mijn blik vooral ronddwalen, onopvallend observerend. De man die het gewicht van het fitnesstoestel zwaarder instelt dan hij getraind heeft, zodat de man na hem niet zou denken dat hij een lichtgewichtje is. De onder pompende beats zwoegende figuren op de spinningfietsen. De graatmagere tienerjongen die geen minuut aan het zelfde toestel kan blijven en hyperactief van her naar der springt. Er rijpt zelfs een kortverhaal in mijn hoofd, iets over zombie fitnessers op de roeitoestellen.

Ondertussen doe ik mijn eigen ding, op mijn tempo. Er gebeurt veel, mijn hart en spieren worden sterker. Mijn hoofd ook.

Ik meet me niet met anderen, en al zeker niet met Barbie & Ken. Mijn vuistregel is: het mag niet te moeiteloos voelen. Op de toestellen moet je geregeld de weerstand hoger durven instellen, om die dan weer te overwinnen.

Maar de belangrijkste weerstand, die in mijn gedachten, heb ik al doorbroken.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑