“Misschien rijdt deze trein wel naar Afrika!” zegt ze enthousiast terwijl ze haar gezichtje nog net niet tegen het raam drukt. “Ze”, dat is mijn metekind Loes (7 jaar). En ja, we zitten in de trein, samen met haar zus Roos (10 jaar). Drie meisjes (de één al wat ouder dan de andere) in een trein op een wat druilerige namiddag in april.
Ik zeg dat Afrika misschien wat ver is en dat we dan eerst nog een stukje water over moeten. “Dan gaat de trein misschien vliegen!” Loes laat zich niet zomaar tegenhouden door een praktisch probleempje. Zus Roos ziet het niet zo zitten. “Ik voel me het veiligst als ik mama of papa aan het stuur zie zitten.”
We houden het dan toch maar op Antwerpen-Centraal. Al klinkt de halte “Mortsel – Oude Got” even intrigerend voor Loes (ze staat er op om alle tussenhaltes voor te lezen van het scherm) als pakweg Oeagadoegoe.
Onze expeditie brengt ons wel naar een soort jungle: het Comics Station, een indoor stripverhalen pretpark. Daar wilden de dametjes graag naar toe voor onze tante-nichtjes uitstap. Eindeloze roltrappen leiden ons van de donkere buik van het station naar de grandioze hal boven.
“Roos moet voor mij, en jij achter mij,” bakent Loes haar veilige zone af.
En dan: “Waarom staan daar soldaten met geweren?”
Lap, daar gaat de veilige zone. Dat er zotten zijn die zoveel mogelijk mensen willen vermoorden omdat ze geen enkele waarde hechten aan het leven, is de waarheid maar niet het passende antwoord.
“Dat is om voor de veiligheid te zorgen, Loes, je hoeft niet bang te zijn,” antwoord ik wat vaag.
“Maar waarom hebben ze gewéren?”
Zus Roos schiet (verkeerd woord!) te hulp. “Dat is zoals de politie Loes, die hebben toch ook geweren?” Ik probeer de aandacht af te leiden naar onze expeditie en we zoeken aanwijzingen richting Comics Station. Dat blijkt te werken. “Daar, Suske en Wiske!” “En Urbanus, maar die vinden we niet tof!”
We ruilen onze papieren tickets in voor armbandjes met een chip en treden het strip walhalla binnen. Dat klinkt als één of andere louche tent in Las Vegas, maar de joelende kinderen en mega glijbaan bevestigen dat we wel degelijk in een kinderpretpark zijn. Dit is misschien het moment waarop ik even moet aangeven dat dit soort drukke, luide, overweldigende plaatsen niet bepaald mijn natuurlijke habitat zijn. Maar ik haal diep adem, trek de jassen van de dametjes uit en we beginnen aan onze ontdekkingstocht.
Roos krijgt het Smurfenbos in de gaten, een attractie waar het aanschuiven is om een karretje in te stappen dat langs een verborgen traject leidt waar we de boosaardige Gargamel op afstand moeten zien te houden. Ik knik enthousiast. “Ja, tof, doen we!”
Maar Loes blijft staan, observeert en zegt dan een beetje stilletjes: “Nee, ik wil het niet.”
“Waarom niet, Loesje, dat is toch tof met de smurfen in het bos?”
“Nee, ik vind dat eng.”
Roos doet een poging om haar kleine zus te overtuigen, maar drukt haar eigen wil niet door. Pure zusterliefde. Maar ik zie dat Roos teleurgesteld is. Daar staat tante Petra. “We komen straks wel terug, eerst op verkenning,” knipoog ik naar Roos. Die aanpak lijkt te werken. Loes begint te ontdooien en we brengen uiteindelijk een dikke twee uur door in Comics Station. We amuseren ons met zotte foto’s, spelletjes en jawel, we wagen ons aan het Smurfenbos, inclusief toverstokken met laserstralen. Ook voor grote meisjes plezant.
“Tante Petra, ik vond het super leuk! Bedankt dat je dit met ons wou doen,” zegt Roos wanneer we de jassen weer aantrekken om richting trein te gaan. Kijk, daar wil ik nu wel joelende kindermassa’s voor trotseren. Samen hebben we een herinnering gemaakt die niemand ons nog af kan nemen.
Maar we zijn nog niet klaar om naar huis te gaan. Bijlange niet. We hebben een reuzehonger en eindigen onze uitstap in de favoriete pizzeria van de dametjes. In plaats van een snelle hap, installeren we ons aan tafel zoals het hoort als je op restaurant gaat. We babbelen en doen onnozel, maar houden het beschaafd genoeg om de andere gasten niet te storen.
“Ik ga later een restaurant opendoen en dan geef ik overgeef-pizza aan de mensen!” giechelt Loes terwijl ze haar pizza margherita soldaat maakt (de soldaten van het station zijn gelukkig alweer vergeten). De grote-mensen-ik zou nu moeten zeggen: “Foei, we zitten te eten. Geen wansmakelijke praat aan tafel! Eet je bord leeg.” (of wat het ook is dat grote-mensen-zeggen). Maar ik heb geen zin in grote-mensen-praat.
“Mmm, dat klinkt lekkerrr!” zeg ik lachend. We giechelen alledrie.
Roos en ik krijgen geen hap meer binnen, maar het kleinste dametje informeert of ze misschien nog een dessert mag bestellen. Ik stuur een berichtje naar de mama dat we nog wat langer wegblijven en er wordt een echte grote-mensen-dame-blanche geserveerd voor Loes. Die ze vervolgens met heel veel smaak op haar dooie gemakje helemaal opeet tot ze een chocoladesnor van hier tot ginder heeft.
Ondertussen zijn we met ons drietjes helemaal op elkaar ingespeeld en we spreken een nonsens-taaltje.
“Jij bent Tinti Pitri!!”
“En jullie Liiis en Riiis, of heb je liever Luuus en Ruusss?”
Het is al bijna half acht wanneer ik de dametjes weer thuis aflever. Ze geven me nog een stevige omhelzing voor ik vertrek.
“Heel erg bedankt voor de uitstap. Ze vonden dat op voorhand al super leuk om met jou op stap te gaan,” what’s appt mijn nicht, mama van de dametjes, ’s avonds nog. “’t Was een plezier. Het zijn twee toffe lieve grappige meisjes,” stuurt tinti Pitri zielsgelukkig terug.
Geef een reactie