We hebben een afspraak met Joe. In Oostende. Op zondagavond. Tom en ik. Kleine broer en grote zus. Hoewel, de tijd dat hij een kop kleiner was dan ik is alweer lang vervlogen. We doen dit niet vaak, samen op pad gaan, gewoon onder ons tweetjes. Doorgaans zien we elkaar thuis (bij de mama en de papa) als we samen aan tafel schuiven. Maar vandaag is anders. Vandaag wacht Joe op ons.
Ik was net geen 2,5 jaar oud toen mijn kleine broer geboren werd. Dat we voortaan met twee waren, drong nog niet goed tot me door. Naar verluidt vroeg ik onomwonden de eerste ochtend na thuiskomst van mama met de baby: “Is dat kindje hier nu nog?” Gelukkig wakkerden mijn zustergevoelens snel aan. Bij hevig onweer sloeg ik mijn armpjes beschermend om hem heen. En tijdens zijn eerste miserabele dagen op de kleuterschool (tranen met dikke dikke snottebellen), liep ik tijdens de speeltijd met mijn arm om hem heen. Ik voelde me grote zus. Die beschermende arm had hij niet lang nodig. Hij trok zijn plan wel, die broer van mij. Durfde altijd meer dan ik, deinsde er niet voor terug om een nepdrol voor het schoolbord te placeren (met de nadruk op NEP) en de juf zo wat te ambeteren.
Ik dacht vroeger dat we niet zo op elkaar leken. Hij was altijd een vlot kereltje, brabbelde honderduit met eender wie, trok zich van weinig iets aan. Ik was altijd de afwachtende, de observator, de stillere, de denker. Maar nu we allebei in de tweede helft van de dertig zitten, zie ik steeds meer parallellen.
We komen uit hetzelfde nest. Houden allebei intens van muziek (in verschillende genres, maar met een nostalgische liefde voor 80s platen, vaak dezelfde favorieten), Murakami boeken (via hem leren kennen), roadtrips (hij Amerika, ik overal), … En net zoals ik is hij een introvert met expressieve kantjes (hij imiteert stemmen met net iets meer overgave dan ik). En we moeten op tijd en stond eens goed onnozel doen. Het leven is al serieus genoeg. Ons gezelschap kiezen we allebei heel zorgvuldig uit. Niet eender wie krijgt toegang tot ons universum.
En op een zomerse zondagavond rijden bro en sis dus naar Oostende. Naar Joe. Bonamassa. Een Californische blues-rockgitarist die in het Kursaal komt optreden. Nog een laat verjaardagscadeau van mij voor broer. Want ik leerde Joe kennen via hem. Dus toen ik de aankondiging van het concert zag, wist ik gewoon dat dit iets voor ons was. Alleen voor ons. De taal van de elektrische gitaar met soms eindeloze solo’s waar veel anderen van weglopen. We wandelen broederlijk-zusterlijk over de dijk van Oostende (wat een lelijke kustlijn toch, bedenken we), trakteren onszelf op een cocktail en steak friet met zicht op zee, praten over vanalles, maken nog een toertje over het verlaten strand waar de zon onze schaduwen naast elkaar projecteert. En dan zien we twee uur lang Joe, blijken dezelfde momenten uit te pikken als hoogtepunten. Het was zo’n avond om in te kaderen, omhoog te hangen en voor altijd te koesteren. En in mijn hoofd en hart doe ik dat ook.
Een paar dagen later zet bro me ‘s ochtends vroeg af aan de luchthaven in Zaventem, voor mijn vertrek naar het verre Brazilië. Hij pakt me steviger vast dan normaal. “Zorg goed voor haar, hé,” zegt hij nog tegen mijn reismaatje. Kleine broers zorgen ook voor grote zussen.
Ook ik heb een grote bro, die hoe langer hoe meer voor mij betekent. Hij was en is er nog altijd als ik hem nodig heb. Wij hebben een enorme innige band en hopelijk zijn we er nog lang voor elkaar.
LikeGeliked door 1 persoon