Tussenstops

Op het perron wacht ik, in de winterzon. Brussel heen en terug. Op het middaguur is het rustig reizen van het lokaal station naar de stad. Het is de trein van de tussenstops. Ik zou de presentatie voor de namiddag nog een laatste keer kunnen bekijken, maar in plaats daarvan staar ik uit het raam. De laaghangende zon schijnt over grijze gebouwen, tot we de onderbuik van de stad intuffen. Brussel Congres. Brussel Centraal. Diep zuchtend schuift de deur van het rijtuig open. Met een kleine sprong over de gapende leegte tussen het trapje en het perron land ik op smoezelige tegels. De muffe geur van het ondergrondse station hangt als een onzichtbare wolk over de sporen.

Pendelaars bewegen zich langs elkaar heen en banen zich een weg naar boven, naar het daglicht. Ik volg de stroom van gejaagde stappen.

Het is een korte wandeling naar mijn bestemming. Daar vliegt de namiddag voorbij en voor ik het weet, ben ik klaar voor de terugreis. Ik ben te laat voor de vroege trein en te vroeg voor de latere trein. Met rustige passen begeef ik me op weg. De avond valt, het autoverkeer beweegt zich traag naar de verkeerslichten aan de Kunstberg. De zij-ingang van Brussel-Centraal slokt de pendelaars op dit spitsuur hongerig op. De perrons staan vol, de digitale borden tonen de vertragingen in rode streepjes die cijfers vormen. De omroepstem kondigt spoorwissels en nog meer vertragingen aan. ‘Deze trein rijdt met drie rijtuigen in plaats van acht. Wij verontschuldigen ons.’ De pendelaars ondergaan het allemaal. Sommigen blijven lijdzaam staan, anderen ijsberen en een enkeling rent alsof zijn leven ervan af hangt. Onverbiddelijk klinkt het fluitsignaal van de conducteur en klapt de deur dicht. Trein gemist. Zo gaat dat soms in het leven.

Wanneer men vertrekt, weet men hier niet. Men wacht, klaar om indien nodig toch nog een spurtje langs het perron in te zetten.

Dat moet als blijkt dat het treinstel vijf van de acht rijtuigen mist en je net op de verkeerde plek staat om op te kunnen stappen. Gelukkig hoef ik niet te rennen. Met een kwartier vertraging komt mijn stoptrein aan, met voldoende rijtuigen. Ik vind een plaatsje aan het raam. De andere plekken raken snel gevuld en we tuffen naar Brussel-Noord. Meer mensen stromen het rijtuig binnen. Er wordt gehoest en geniesd. De reflectie op het raam tegen de donkere avondlucht wordt mijn observatiescherm. Mijn blik lijkt naar buiten gericht, maar ik kijk naar binnen. De meeste pendelaars staren als zombies naar hun kleine schermen. Een vrouw probeert oogdruppels in haar ogen te mikken. Een man met een supporterssjaal voor Argentinië knikkebolt. De trein wiegt hem in slaap. Met open mond zit hij achterover geleund. Ergens achter mij belt een vrouw met het thuisfront. Haar ochtendtrein was geschrapt en de avondtrein vertraagd. “Zo is dat tegenwoordig elke dag,” zegt ze gelaten tegen de stem aan de andere kant van de lijn. Maar er wacht thuis dus iemand op haar en het eten is bijna klaar.

En zo bewegen wij, treinreizigers, ons in verlichte rijtuigen doorheen de donkere winteravond. Samen en toch apart.

De maan heeft de winterzon afgelost in de hemel boven het kleine dorpsstation wanneer ik uitstap en de trap naar beneden neem. De frisse avondlucht doet deugd. Achter me klinkt het fluitsignaal van de conducteur. De trein rijdt verder.

Het leven, dat is zoals de stoptrein. Allesbehalve goed getimed, nu en dan vlot op dreef met voldoende rijtuigen, dan weer hortend en stotend, vertraagd, in het slechtste geval afgelast. Op wankele benen verlaat je je zitplaats om dan ergens uit te stappen. Je bestemming, al is het doorgaans slechts een tussenstop.

2 gedachten over “Tussenstops

Voeg uw reactie toe

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑