Ik ben een avondloper. Ik kom naar buiten in het schemer, wanneer de duisternis valt. Ik hou van de stilte in de straten van het dorp, ’s avonds als de drukte van de dag is gaan liggen. Het is een tochtje langs zoveel plekken van betekenis: het huis waar we woonden toen ik peuter was, het huis van mijn overgrootouders, het oude appartement van mijn grootouders vanwaar ze zicht hadden over de velden, het vroegere huishoudwinkeltje van Germaine, café Willem Tell waar mijn pépé ooit een zakje chips voor me kocht …
Het winkeltje van Germaine is al lang gesloten. Het café ook. Achter het raam zit de stokoude cafébazin nu in haar eentje naar een flikkerend tv-scherm te kijken. De toog vol gasten is alleen nog een verre herinnering. En zo loop ik mijn toertje door het dorp en passeer huis na huis, me afvragend en inbeeldend hoe al die levens eruit zien. Gezinnen, alleenstaanden, jonge mensen, oude mensen, … Gezellige taferelen en eenzame taferelen. Ik ben een stille observator terwijl mijn loopschoenen me verder dragen over het asfalt.
En dan te zeggen dat ik vroeger een bloedhekel had aan ‘lopen’. Dat had alles te maken met de rondjes die we moesten doen op school: militaire stijl, onder druk om het tempo te volgen van de snelsten van de klas, de lievelingetjes van de sportleraar. Nodeloos te zeggen dat ik niet tot die lievelingetjes behoorde. Ik voelde me altijd de trage, de lompe, de onsportieve. Letterlijk en figuurlijk geen meeloper. Als sportleerkrachten één ding bereikt hebben, dan is het mij steeds verder weg duwen van sport tot ik er echt een hekel aan had.
Toch deed ik later nog wel eens een poging om te joggen met zo’n start-to-run programma. En gaf snel weer op … Die Evy Gruyaert werkte me danig op de zenuwen. Maar een aantal jaren geleden veranderde er iets. Ik ging door een moeilijke en heel intense periode. Ik wist het allemaal niet goed meer. En ik voelde dat ik beter voor mezelf moest zorgen, door tijd te maken voor de dingen die ik écht graag doe, door genoeg te rusten en te slapen, en meer te bewegen … En zo gebeurde het dat ik uiteindelijk een paar loopschoenen ging kopen en ze op een zomeravond aantrok. Ik begon op mijn eigen ritme, zonder de druk van een start-to-run programma. Lopen – stappen – lopen – stappen. Het begin was moeilijk. Na 50 meter (!) was ik buiten adem. Maar ik zette door en bereikte het punt waarop ik kon lopen – lopen – lopen. Ik stelde vast dat ik zelfs beter kon lopen zonder muziek in mijn oren geplugd, zodat ik mijn eigen ademhaling beter aanvoelde en helemaal mijn tempo vond. Daarom loop ik ook alleen. En dus liefst ook in het schemer wanneer alles meer tot de essentie lijkt terug te vallen.
Voor mij gaat lopen niet over doelen behalen en steeds verder, sneller te gaan. Ik hoef niet te trainen voor een marathon en zelfs niet voor de 10 km. Ik hoef geen flashy jogging outfit te dragen (mijn favoriete trainingbroek is – no kidding – zeker 15 jaar oud). Ik doe dit puur voor mezelf. Ik denk over vanalles en over niets. Ik voel mijn hart kloppen en mijn bloed stromen. En dat is genoeg voor mij. Ik hoef me niet te meten tegenover anderen. Het is goed zo. Gewoon mijn eigen tempo.
Dit te lezen geeft me zin om misschien toch ook nog is mijn stoute loopschoenen aan te trekken…weer zeer fijn om te lezen! Dankjewel om je gedachten met ons te delen.
LikeLike
Gewoon doen, Pascale, die loopschoentjes aan. Bedankt om te lezen!
LikeLike
Ik verstil en vertraag mee op jouw ritme. Heerlijk. Bedankt.
LikeLike
Very welcome, Els 😉
LikeLike