Er was eens een bos. Het was een bos zoals er wel meer bossen zijn. Maar die avond hing er iets speciaals in de lucht. De geur van barbecuekruiden, maar ook nog iets anders. Iets magisch. Hoewel het al oktober was en de bladeren aan de bomen hun kleurenpracht toonden, voelde het helemaal niet als herfst. De dag sloop zachtjes weg en nam het zonlicht mee, terwijl de nacht het gordijn van de sterrenhemel opentrok. Je zou denken dat het bos dan een duistere plek wordt, maar die avond verlichtten honderden lichtjes een pad.
Vier meisjes, twee kleine en twee grote, volgden het spoor. Eerst nog met aarzelende stappen, wennend aan het donker. Soms struikelend over een kronkelende boomwortel. Een opgejaagd konijn stuurde hen dieper het bos in. Al snel kwamen ze twee vreemde creaturen tegen, met korte broeken en dikke buiken. Ze deden een vreemd dansje, zo van links naar rechts en van voor naar achter. Dus deden de vier meisjes mee, anders mochten ze er niet langs. Ze hoorden over een feest ergens diep in het bos; daar zou ook gedanst worden. Maar ze moesten zich haasten, zeiden de dikbuikjes in korte broek, want ze waren al bijna te laat. Het opgejaagde konijn kwam weer langs en bevestigde de tijdsdruk. De vier meisjes moesten hun reis langs het pad met de honderden lichtjes verder zetten. Dapper liepen ze door, dicht bij elkaar. Het kleinste meisje was een beetje bang van het donker.
Een hartverscheurend gehuil doorbrak de stilte in het bos. Het kwam nu dichterbij en tot hun verbazing zagen de vier meisjes een heel klein huisje waar een grote vrouw met konijnenoren uit groeide. Haar hoofd en armen staken naar buiten en ze jammerde heel luid. “Ik heb een drankje gedronken en ben groot geworden. Nu zit ik hier vast!”. En dan: “Kun je mij even een wortel aanreiken?”. Bizar. Heel bizar allemaal. De vrouw-die-vastzat-in-het-huis zou nu zeker niet naar het grote feest kunnen gaan. Maar de vier dappere meisjes waren vastberaden om nog dieper het mysterieuze bos in te trekken. Er was geen weg terug meer …
Verderop klonk muziek. Er scheen licht onder de bomen. Een grijze man speelde gitaar. Naast hem stonden een vrouw en een jongen. En een legokasteel met een koning. Die koning had vijf zonen en één dochter, zo zong de grijze man met de gitaar. En die dochter zou trouwen, alleen wist ze nog niet met wie. Ze moest op zoek naar liefde. De grijze man tokkelde op de gitaar en zong over prinses Esmeralda. Ze hield van kip met appelmoes, heel veel zelfs. Maar dat is nog geen liefde. Nee, je kunt van veel dingen houden, maar liefde dat gaat dieper. De vrouw naast de grijze man viel in slaap omdat ze “Slome slakken slapen op slappe sla” bleef herhalen. Allemaal goed en wel, maar de vier meisjes moesten nu echt wel verder naar het feest. Ze groetten de grijze man en zijn gezelschap en gingen haastig verder.
Sommige lichtjes langs het pad waren al gedoofd. Straks zouden ze helemaal in het duister achterblijven. Hun ongerustheid verdween toen ze op een open plek in het bos een feestelijk gedekte tafel zagen, met theekopjes en cake en veel kaarsjes. Twee vrolijke figuren placeerden een dansje en nodigden hen uit om mee te vieren. Tenminste, als ze vandaag niet jarig waren, want dit was een feest voor NIET-jarigen, zo benadrukten de vrolijkaards. Gelukkig was geen van de vier meisjes vandaag jarig. Ze deelden dus in de feestvreugde, bewonderden de lampionnen in de bomen en aten een stukje cake. Maar nog steeds waren ze niet op het grote feest aangekomen. De vrolijke figuren bevestigden dat het grote feest door de koningin werd gegeven. En dat te laat komen echt not done is.
De tijd begon nu echt te dringen. Het haastige konijn keek na of de namen van de vier meisjes wel op de gastenlijst stonden. Dat bleek in orde te zijn, dus liepen ze nog verder het bos in. Na een lange tocht kwam de koningin in zicht. Ze zat op haar feestelijk verlichte troon, omringd door rode rozen (zeker geen witte!). De meisjes maakten een zo gracieus mogelijke buiging en zongen ‘Lang zal ze leven!’. Vervolgens stortten ze zich in het feestgedruis samen met de andere gasten.
“Ik zou wel elke dag zo’n verwonderwandeling willen maken, tante Petra, en dan kan jij ook altijd mee!” zei het kleinste meisje tegen het grootste meisje. Het grootste meisje beaamde dat ze dat ook graag zou willen. Elke dag verwonderwandelen.
Na het feest fietsten de vier meisjes naar huis. Het grootste en het kleinste meisje zij aan zij. Ze lieten het nu pikdonkere bos achter zich, maar namen de verwondering met zich mee. “Tante Petra, waarom moet ik eigenlijk een helm dragen? En waarom is mijn been dikker wanneer ik zit dan wanneer ik recht sta? Weet je, ik heb eens een mevrouw gezien met een onderkin en een heel dikke buik, en er zat géén baby in die buik! Tante Petra, waarom kon jij er van deze morgen al niet zijn?”.
Follow my blog with Bloglovin
Geef een reactie