Stof. Een wolk van stof. Dat was het eerste teken van een tegenligger, in de verte. Soms kwam het teken een paar keer per uur. Soms maar om de paar uur. Het was als de tegenligger kwam dat je jezelf eraan moest herinneren om aan de linkerkant van de weg te blijven en niet af te dwalen omdat je een hobbelig stuk of een zandbank wou ontwijken. Locals reden altijd sneller. Een beetje wegetiquette schrijft nochtans voor dat je vertraagt om elkaar niet volledig in het stof te hullen. Om nog maar te zwijgen over de veiligheid.
Toen we onze auto afhaalden aan de kleine luchthaven van Windhoek, Namibië moesten we een video bekijken met beelden van gekantelde en geblutste auto’s. Speed kills! Zo werden wij verwelkomd na een slapeloze nacht op het vliegtuig. De man aan de balie van het verhuurbedrijf keek een beetje verbaasd terwijl hij een kopie maakte van onze rijbewijzen. Your car is big. It’s like a bus. Dat vertelde hij ons, waarschijnlijk half verwachtend dat daar ergens nog twee husbands zouden opdagen.
Wist hij veel dat de travelling sisters, L&P, voor hem stonden. En die wachten niet op de komst van husbands om op avontuur te vertrekken. Zonder gps, maar met vierwielaandrijving, een landkaart en een satelliettelefoon.
En zo gingen L&P drie weken op pad langs Namibische wegen in een witte Ford Ranger waar hun eigen autootjes twee keer in pasten. Zij reden van woestijn en savanne tot oceaan en watervallen, voorbij de Steenbokskeerkring, onthoudend dat ze altijd voor het donker op hun bestemming moesten zijn en nooit een dieselpomp voorbij mochten rijden zonder te tanken. Overal ontmoetten ze vriendelijke, wonderbaarlijke mensen. Ze zaten met hen in hutten, rond kampvuren, op de top van een hoge duin aan de oceaan, onder de sterrenhemel, aan tafels opgezet voor een lome lunch in de schaduw van een boom. ’s Avonds aten zij gerechten als wildebeest met pepersaus of zebragehaktbrood met worteltjes en puree.
‘Ik voel mij gelukkig,’ verzuchtte L op een avond rond een knisperend vuur onder de sterren. Dat kon P alleen maar beamen. Het geluk werd nog groter toen L&P de dieren zagen. Er waren de koeien en geiten langs de wegen, maar daarvoor waren ze niet zo ver gereisd. Nee, de travelling sisters wachtten geduldig aan een waterpoel. De zebra’s waren er al. Toen arriveerden de giraffen over de heuvel. Dan de olifanten. L&P konden hun ogen niet geloven. Zij waren daar alleen, met de dieren. Tientallen dieren. Hun harten bonsden heftig toen een olifant recht op de Ford Ranger afstapte. Muisstil waren ze. ‘Kijk hem niet in de ogen!’ fluisterde L. Dat was P niet van plan. Ze vroeg zich af of ze het raam nog moesten dichtdoen voor het geval de olifant zijn slurf daar door zou willen steken. Maar L&P bewogen niet. Ze luisterden naar de zware stappen, hielden de fototoestellen stil en zij zagen de reus vlak voor hun auto passeren. Hij gunde hen geen blik, hoewel hij maar al te goed moest weten dat ze daar waren. L&P keken hem na, sprakeloos over dit moment tussen hen en de olifant, opgewonden als kleine kinderen. En L&P herinnerden zich de woorden van gids Jonathan met wie ze aan het begin van de reis Deadvlei, één van de warmste, droogste en mooiste plekken op aarde, hadden verkend: We are no tourists, we are explorers!
Verloren zij de weg? Meestal niet. Bijna wel, een paar keer. Een klein paniekje maakte zich dan meester over L&P. Maar zij leerden vertrouwen op zichzelf, de landkaart en de Lonely Planet gids.
Zij wisselden elkaar af, nu eens chauffeur, dan weer navigator met de kaart, als copiloten. En toen zij één keer een beetje wanhopig hun satelliettelefoon hoog in de lucht hielden om hun guestfarm van die avond te bellen, stopte daar een auto met behulpzame mensen. Are you ok? klonk het. Ja, de travelling sisters waren ok. De weg was hen gunstig gezind geweest. Ergens waren ze vier Australiërs tegen gekomen die aan hun vierde platte band toe waren, één voor elk zo leek het wel. De Ford Ranger was zo vriendelijk om daar mee te wachten tot ze op hun laatste logeeradres waren aangekomen. De ‘bus’ was hun trouwe metgezel geworden. Na drie weken en drieduizend kilometer onderweg parkeerde P de Ford op de parking aan de luchthaven alsof ze nooit iets anders gewoon was geweest. It was just you two travelling? vroeg de man van het verhuurbedrijf toen ze de sleutel overhandigden. De schaduw van de husbands bleef hen achtervolgen.
De ogen van P prikten. Toen ze samen met L het trapje van het vliegtuig opstapte stroomden er stille tranen over haar wangen. Dat kwam door de droge lucht, zei ze. En door een gemis, besefte ze, van iets dat ze met elke gevlogen mijl weer achter zich zou laten. De vrijheid van de eindeloze wegen en open landschappen, de dagen vol ontdekking die haar het leven zo diep deden voelen. Schoon, intens, soms ruw, maar altijd verbazingwekkend.
Ze wist dat zij en haar travel sister de herinneringen voor altijd mee zouden dragen en opdiepen op de dagen met Fernweh, heimwee naar andere oorden.
Geef een reactie