Ik ging dit jaar 5 weken door Australië reizen. Het is 2 dagen en half Ardennen geworden. En die 2 dagen en half zijn al voorbij. De zomer strekt zich voor mij uit zonder wezenlijke plannen. Zelfs de twee weken vakantie die ik nu na lang treuzelen eind augustus heb ingepland, voelen voorwaardelijk. In het ziekenhuis waar ik werk liggen de draaiboeken klaar voor coronapiek 2, terwijl we nog aan het bekomen zijn van het helse voorjaar.
Eerlijk: ik voel me moe. Niet moedeloos, maar moe. Ik bouw rustpunten in, maar ik snak naar ontspanning. Echte ontspanning, met nieuwe indrukken, andere mensen, andere omgevingen.
Ik mis de brede horizon, de vrijheid om te ontdekken en te ontmoeten.
Vanuit het verre Melbourne stuurt mijn vriendin Angela een foto van haar pasgeboren tweede zoontje. Joe heet de kleine Australiër. In haar stad zitten ze alweer in lockdown. Bijna twee jaar geleden doorkruisten we nog stukjes België en Luxemburg met de 6 maanden jonge Ned in het babystoeltje. Ange zong hem een slaapliedje in Maori, de inheemse taal van haar thuisland Nieuw-Zeeland. En als dat niet werkte, schakelden we over op Easy lover van Phil Collins. Om één of andere reden was baby Ned geconditioneerd om in slaap te vallen op dat uptempo nummer. She’s an easy lover, she will play around and leave you, better forget it, oooooh you’ll regret it … Zo reden wij rond. Of kleine Joe ook vatbaar is voor Phil, weet ik niet. Het babybezoek zal er deze keer niet komen. Joe zal minstens al een flinke peuter zijn wanneer auntie Peet de grote sprong down under kan wagen.
Vanuit een ander stukje Australië stuurt Carol me een lieve mail. Ze ging mij op 30 september ’s avonds laat komen ophalen aan de luchthaven van Sydney om dan de mooie rit te maken down the mountain naar haar kuststad Wollongong. Dat is fantastisch met de lichtjes in de verte, zei ze. We verheugden ons er op. Tien jaar geleden leerden we elkaar kennen op roadtrip in Nieuw Zeeland. Wat een plezier hadden we onderweg. Het zal nog wat langer duren eer onze wegen weer kruisen. Ze is net met haar man Len een bootje gaan kopen schrijft ze, zodat hij kan gaan vissen op de rivieren en meren rond Wollongong. Corona life the Australian way. Dat het zo jammer is dat we elkaar niet zullen zien, mail ik nog.
‘I know it seems a long way off now, but time will pass and we’ll meet again one day,’ komt een antwoord terug. Ik wil er iets hoopvols in lezen, maar one day voelde nooit zo ver weg.
Staycation noemen ze dit dus. Het woord werkt zo onderhand op mijn zenuwen nu het is verheven tot een hippe trend. Zelfs Godfried Bomans wordt er bij gesleurd in een reclameboekje: ‘De kunst van het leven is thuis te zijn alsof men op reis is.’ De marketeers koppelen dat aan accessoires om je eigen outdoor jungle te creëren en aan staycation outfits en zonnebrillen. Maar voor Bomans was het een ode aan de alledaagse verwondering, een vorm van levenskunst die ik graag beoefen. De ene dag gaat dat al beter dan de andere. Mijn verbeelding laat me iets vaker in de steek langs de wandelpaden aan de Barebeek. Het wordt me wat te gezapig. The Great Ocean Road en de baaien van Tasmanië wachten op mij, naast zoveel ander moois.
Het kriebelt en geïnspireerd door het bootje van Carols Len surf ik naar de site van het Rivierpark Maasvallei om met een vriendin een dagje te gaan varen langs de oevers van de Maas. Met een ‘fluisterboot’ kunnen we hier en daar aanmeren voor een ‘struinwandeling’. Struinen: al rondzwervend kijken of men iets van zijn gading kan vinden. Godfried Bomans zou ’t aanmoedigen. Maar de plannen zijn nog niet eens helemaal gesmeed of de boottrip valt in het water. Blub, blub. De bubbel wordt weer kleiner. So be it. Ons bootje blijft aan wal. Staycation it is. Kleine zucht. Ik weet best dat er veel ergere dingen zijn. Maar toch. Een klein zuchtje mag.
‘Kom je bij ons mojito drinken?’ stuurt broer me een bericht. Hij had het mij op geen beter moment kunnen vragen.
Op de warme, windstille zomeravond stap ik het korte stukje naar het huis van Tom en Fnieke met de brandende zon op mijn rug. Langs het poortje loop ik de tuin in. Stemmen klinken op het terras. Onze neef Robin is er ook al. Daar zitten we, in onze kleine bubbel. Muziek speelt zachtjes uit de draagbare geluidsbox. De dag dooft langzaam tot de bijna volle maan op ons neerkijkt. Er wordt gebabbeld, gelachen, gemijmerd. Tussendoor een momentje van aangename stilte, tot iemand traag nog wat mojito opslurpt door het rietje.
‘Is de mojito niet te straf? Of moet er nog wat suiker bij?’ vraagt broer.
‘Nee, ’t is perfect zo,’ zeg ik.
Wat je het hardst nodig hebt, ligt vaak heel dichtbij.
Geef een reactie