Stavelij

E. en ik hebben elkaar in tijden niet gezien. Zo lang niet dat ik haar bij aankomst op onze midweekse lunchplek een cadeautje overhandig. In kerstpapier. Het exemplaar van mijn boek Kommerkwel dat vorig jaar in december kerstmansgewijs in haar brievenbus had moeten belanden, maakte een retour naar afzender. ‘Vrolijk kerstfeest!’ had ik geschreven op het kerstig cadeaupapier. Er was sindsdien geen gelegenheid geweest om E. het boek persoonlijk te geven. We passeerden elkaar vroeger al eens in de gangen van het ziekenhuis waar we allebei werken, hielden dan halt om een babbeltje te slaan. Sinds covid, thuiswerk en een ander kantoorgebouw op wandelafstand van de campus, waren die toevallige ontmoetingen zo goed als verdwenen. Als het toeval niet meer werkt, moet je plannen. En zo komt het dat we op een donderdagmiddag samen aan tafel zitten.

Terwijl E. enthousiast vertelt over alle nieuwe dingen die ze aan het leren en doen is, wordt me iets pijnlijk duidelijk.

Ik heb amper iets te vertellen. Geen reizen, geen schrijfsels, geen nieuwe interesses. Er is veel veranderd dit jaar, dat wel. Maar ik heb amper geschreven. Het is druk op het werk, ik ben verhuisd, … Het klinkt als een zielig exuus. Hoe lang kan een mens een verhuizing van zeven maanden geleden aanhalen als reden voor een gebrek aan creatieve activiteit? Er is meer aan de hand. Mijn hoofd zit vol. Zo vol dat er geen ruimte is voor nieuwe impressies en inspiratie. Zo vol dat er niks uitkomt buiten wat elke dag ‘moet’. Ondertussen vertelt E. me over haar opleiding tot goudsmid, hoe een wonderbaarlijke wereld zich voor haar opent. Edelmetalen smeden tot juwelen vraagt techniek en creativiteit. Thuis heeft ze er een werkbank voor. Een werkbank van een edelsmid heeft een speciale naam, maar het woord ontglipt haar en we hebben geen zin om online te zoeken. De lunch vliegt voorbij en mijmerend wandel ik terug naar bureau.

Ik voel het aan alles, ik moet herbronnen.

In een herfstweek met zomerse allures heb ik vrijaf. Ik gooi sociale media apps van mijn iphone, schrap het nieuws, ontmantel de wekker en laat de dagen komen zoals ze komen. Er is geen plan, geen schema, geen moeten. Ik wandel langs de trage wegen van het dorp, zet koffie en lees. De laatste maanden kon ik mijn aandacht bij geen enkel boek houden, nu lees ik hoofdstuk na hoofdstuk. Voor een buitenstaander lijkt het alsof ik deze dagen niets doe, maar er gebeurt veel. Ik voel mijn hoofd lichter worden, merk dingen op die me inspireren, noteer een paar woorden en zinnen in het ideeënboekje waarin ik al maanden niets geschreven heb. Het sterkt me dat ik intuïtief weet wat ik nodig heb: vertragen en vereenvoudigen. Simpele dingen, zoals soep maken of de was op het droogrek hangen terwijl je de zon op je lijf voelt, geven voldoening en rust als je ze met aandacht doet. En die rust geeft weer ruimte.

Mijn gedachten zijn overal geweest in de voorbije periode, behalve in het hier en nu.

Er is veel afscheid geweest, ook nieuwe beginnen. Confrontaties met fragiliteit, eindigheid, heftigheid. Ik heb gemijmerd, gepiekerd, gewacht, gehunkerd, gehoopt. Niets van dat alles hoort niet bij het menselijk bestaan. Alleen: ik kon er niet eens een zin over schrijven. Waar was die ‘levenskunst’ naar toe? De mate waarin ik geïnspireerd ben om te schrijven – of niet – zegt veel over hoe het gaat. Ook al zijn omstandigheden shitty, het kunnen schrijven over die shit of over iets compleet anders is een goed teken. Het is de beste manier om gedachten te laten stromen. De gedachten verdwijnen niet, maar ze zetten zich tenminste niet vast. Elke beweging is beter dan inertie. Ergens onderweg was ik de voorbije maanden blijkbaar stil blijven staan en had ik me vastgezet, zonder het te beseffen. Er gebeurde veel, maar ik bewoog niet. Niet echt.

Dagelijkse routine en drukte zijn slechts schijnbewegingen die ons in cirkels doen draaien.

Er komt een mail binnen van E. Haar jongste dochter heeft het Kommerkwel boek uitgepakt en leest het ’s avonds in bed. ‘Het was leuk je te zien!’ schrijft E. ‘En vergeet niet, het waren de voorbije periode grote veranderingen met een grote impact, het is volledig normaal dat je dan niet tegelijk grote creatieve dingen doet. Dat komt allemaal wel terug.’ Ik weet dat E. gelijk heeft en ben haar dankbaar dat ze dat heeft opgemerkt. En ik ben ook dankbaar voor het woord in de titel van haar mail: ‘Stavelij.’ Daar is het: het woord dat we niet vonden. De werkbank van de goudsmid. Ik vind het een prachtig woord. Het hoort thuis in een sprookje dat zou kunnen beginnen als: ‘Ergens in een land hier ver vandaan leefde een goudsmid. Haar dierbaarste bezit was de stavelij waarop ze de mooiste juwelen van het hele koninkrijk maakte …’.

3 gedachten over “Stavelij

Voeg uw reactie toe

  1. Mooi!
    Je hebt de stavely in je hoofd van onder het witte laken tot in het midden van je werkplaats gesleept en legt nu je gereedschap klaar. Daar komt zeker een mooi taaljuweeltje uit.

    Geliked door 1 persoon

  2. Lieve Petra

    Ik had al gedacht Why don’t she write? (Citaat uit welke film?) En ik heb er niets mee gedaan. Precies berustend dat zoveel connectie na corona precies verder stilvalt. Maar eigenlijk wil ik dat niet. Ik ben benieuwd naar je verhuizing. Naar de veranderingen op je werk. Naar je kleine en grote plannen en hoop. Naar de stavelij die je een plaats geeft. Wat je schrijft is zo juist. Ik hoop je snel weer vaker te lezen. En te horen!

    Xx Marianne

    Verstuurd vanaf mijn iPhone

    >

    Like

Geef een reactie op Edgard Eeckman Reactie annuleren

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑